Neurodivergente leerlingen, hoe ga je daar mee om?
Voor een groot deel is ons onderwijs gericht op het leren volgens bepaalde strategieën. De ene keer kun je als kind sommen van de Cito-toets oplossen en de andere keer geef je antwoord op de vragen van Nieuwsbegrip. Voor een kind met een ‘convergent brein’ is dat heel passend. Het is immers de snelste en zekere route naar de oplossing van veel voorkomende vraagstukken. Voor kinderen met een ‘neurodivergent brein’ werkt dat anders, waardoor het omgaan met neurodivergente leerlingen lastig kan zijn.
Een neurodivergent brein in de maatschappij
Bij neurodivergent denken ga je niet uit van de feiten, maar juist van de verbeelding. Dit deel van de hersenen gebruik je om nieuwe ideeën en mogelijkheden te genereren. Kinderen met een neurodivergent brein zien daardoor de hele context. Ze hebben vragen die er niet toe doen als je de gestructureerde route blijft volgen. Er zijn al zoveel zijpaden bewandeld, en dus data verzameld, dat ongewone vraagstukken bij hen pijlsnel verrassende inzichten en handelingen oproepen. In de maatschappij zijn die inzichten en handelingen een bruikbare en waardevolle aanvulling.
Anders? Nee!
Vaak worden de leerlingen met een neurodivergent brein als anders, lastig en afwijkend gezien. ADHD, autisme, dyslexie en hoogbegaafd; het worden nog altijd ‘beperkingen’ genoemd. Maar in de evolutie is neurodiversiteit juist een redding om aan te passen aan veranderende omstandigheden. Het is daarom belangrijk om goed voor de neurodivergente leerling te zorgen en hem/ haar mee te nemen op de juiste route. Een eerste stap is de kwaliteiten van een leerling met een neurodivergent brein te erkennen en deze zoveel mogelijk een plek te geven in en buiten de klas.